Rob Paradox 2015

Twee weken geleden kwam hij dan eindelijk aan: een Grand Stick, veel snaren, mooi mooi mooi!

Maar er moet natuurlijk wel op gespeeld worden! Aldus geschiedde afgelopen zondag tijdens de presentatie van de nummers voor de CD “Alle 015 Goed”. Misschien wel een beetje gewaagd: er zitten meer snaren op deze Stick dan ik al 18 jaar gewend ben, de schaal is anders, zwaarder, breder – maar het is prima afgelopen. Enthousiast publiek, goed geluid, kortom, een hartelijk welkom voor mijn nieuwe instrument op de wereldpodia.

Mei 2014. Mijn lief en ik staan op het vliegveld van Kopenhagen om onze vlucht terug naar Nederland te halen. We zijn vijf dagen in de Deense hoofdstad geweest, onder andere om ondergetekende twee optredens te laten verzorgen. In mijn geval houdt dat in dat ik tientallen keren uit heb moeten leggen wat dat rare instrument nu eigenlijk is waar ik op speel. “Is that a sitar?”, “Is it an electronic instrument?’, “Is it a kaputt guitar?”, dergelijke vragen. En steeds maar weer uitleggen wat een Stick is, wie Emmett Chapman is, hoe je erop speelt, hoeveel er in Europa zijn, etc.

Het geeft je soms een eenzaam gevoel. Ik kan erg jaloers zijn op gitaristen of saxofonisten of dergelijken, die komen elke dag wel iemand tegen die ook op een gitaar, dan wel een saxofoon of iets dergelijks speelt. Ik kom zo goed als nooit een Stickspeler tegen. Het genoeglijke geleuter over plectra, rietjes, mondstukken, ik kan er niet aan meedoen. Het eindeloos vergelijken van gitaarsnaren, haperende kleppen, whammy bars, vergeet het maar. Ik verlang naar het moment om met iemand over tap-technieken te praten, om over houtsoorten en hun voor- en nadelen te zwammen, om over belthooks en Jumbofrets te zeuren. Het zit er niet in, er zijn nu eenmaal nauwelijks Stickistas op de wereld, laat staan in Europa, laat staan in Nederland. Het eenzame bestaan van de Stickspeler.

Inmiddels, op het vliegveld, is mij duidelijk gemaakt dat ik mijn instrument als handbagage mee moet nemen en me daarvoor moet vervoegen bij balie 15 (het getal is fictief). Bij balie 15 aangekomen zien we een wat somber ogende man, vermoeid achter zijn toonbankje. Ik leg hem uit dat ik mijn instrument als persoonlijke bagage mee wil nemen. Hij kijkt me aan met een blik van “alweer zo’n idioot die bang is dat z’n gitaar kwijtraakt”. Hoe lang is dat instrument dan wel niet? 117 centimeter, binnen de normen, meneer de Vliegveldmedewerker. Hm, zie ik hem denken. Beetje lang voor een gitaar. Of ik de tas kan laten zien. Dat kan ik en ik leg mijn foedraal op zijn balie. Er ontstaat een beetje licht in zijn ogen. Oh, het is een basgitaar, niet? Nee, antwoord ik hem, het is geen basgitaar, het is een Chapman Stick.

Op dat moment veranderde alles. De man recht zijn rug, spert zijn ogen wijd open en komt tot leven. ”A Stick! It is a Stick! You play Stick? Chapman Stick? I play bass. I talk with my colleague about Sticks every week, I Always wanted to see a real Chapman Stick!” Hij draait enthousiast naar links om een collega te roepen. “John! John! This is a man with a Stick! Where’s John?” Maar John bleek een lunchpauze te hebben. En er was geen tijd om in de vertrekhal mijn Stick uit te pakken en hem te laten zien. Na dagen van gesprekken met Stick-leken blijkt de laatste Deen die ik spreek opeens te wetene wat een Stick is, meer dan dat, hij is er danig door gecharmeerd. Helaas is er geen tijd om dat te vieren met een deuntje muziek. Ik leg hem uit dat ik een vliegtuig moet halen (“Oh pity, now there is a Stick and I can’t see it”) en dat het me spijt. Ik heb de man een CD gegeven om het leed wat te verzachten (tak, tak), en ben de gang richting metaaldetectoren in gelopen. Ik heb me een tijdje een gitarist/saxofonist/dergelijke gevoeld – ik heb op een vliegveld met een willekeurig medemens spontaan over Sticks kunnen praten! Het eenzame bestaan van de Stickspeler was voor enkele uren opgeheven.

Het was augustus, het weer was gemiddeld, het gezelschap was uitstekend, de locatie was prima, de reden was het Cropredy Festival in gelijk genoemd dorp (Cropredy, somewhere in England). De vakantie was heerlijk, de Britse atmosfeer was genoeglijk, en ja, ik ben wel gevoelig voor Britse atmosferen. Wat niet wegneemt dat de Britten vreemde trekjes hebben. Zo was op het festivalterrein met krijtlijnen (model voetbalgrasmat) aangegeven waar het publiek zich kon nestelen. En inderdaad, de festivalgangers komen het terrein op en gaan in keurige rijtjes zitten en daar blijven ze de hele dag. Koelboxen, slaaptentjes voor de kleintjes, luchtbedden, campingmeubilair, honden (veel honden!), alles kan, zolang je netjes in het rijtje blijft zitten. 15.000 man die uit zichzelf binnen de lijntjes willen blijven, waar gebeurt zo iets nog?

Maar er is natuurlijk wel een ruimte voor het podium vrijgehouden, er moet ook ruimte zijn om te dansen en uit je bol te gaan (maar wel alleen op de aangegeven locatie, please). En daar stond ik met mijn lief, wachtend op het moment dat jeugdheld en meestergitarist Steve Hackett op 6 meter afstand een lading Genesis-klassiekers over  de weide zou gaan strooien. Ik had het al eens gehoord in Paradiso, maar hier, on English ground, tja, dat is andere koek. En terwijl Steve deed waartoe hij hier op aarde is, kwam er een klein oud dametje tussen de mensen naar voren gewriemeld. Gekleed in zwart, parelketting, grijs haar en ongeveer 1.35 lang. Geen gangbaar festivalpubliek, dat was duidelijk.

De dame stond naast me en zag uiteraard niet veel gezien haar grootte en ze zocht naar de weg naar voren. Ik vroeg haar hoe een lady als zij op een festival terecht gekomen was. En ondanks het bulderende geweld van het podium vlak voor ons wist ze uitermate helder duidelijk in Perfect English te zeggen: “Hello. Well, I am his mother”, terwijl ze op Steve wees. Moeder Hackett voor je neus! Ze werd snel naar voren geleid en heeft wat naar haar zoon gezwaaid, die vrolijk opkeek en zijn band duidelijk maakte dat moeder er ook was. Ik heb haar hartelijk bedankt voor het baren van haar zoon, wat met een knikje beantwoord werd.

Af en toe struikel je als mens. Je moet het niet teveel doen, en zeker niet als je kalkhuishouding tijdelijk op vakantie is. Bovendien kan het een pijnlijke aangelegenheid zijn met schaafwonden en jodium als gevolg. Maar het kan ook je blik opeens doen veranderen, je kijkt op een andere manier naar de wereld, of je ontdekt dat je het fijn vindt om tegen het asfalt aan te smakken en koopt nieuwe rollerskates. Mogelijkheden te over, een goede val geeft nieuwe horizonten. De schok komt onverwacht en daarom is het een schok. Normaal plakken we beeldje na beeldje en vinden het allemaal wel goed (of niet) en er veranderd niets, dus denk je dat het zo hoort. Dan:

klap, boem, knal. Je struikelt over iets en je moet opeens helemaal anders denken. Er is geen tijd om je af te vragen: “Hm, ik val om. Zal ik proberen om de val te breken met mijn linkerarm, of zou rechts beter zijn? Maar rechts heb ik een tas vast, dus dat wordt lastig. Ach, laat ik toch maar voor links kiezen, en dan maar hopen dat het goed gaat.” Dit soort denken wordt in een milliseconde afgevoerd en er blijft een moment van verbijstering, van verrassing, van schrik. Voor één klein moment zie je de eeuwigheid. En héél soms is daar wat te zien.

Nu valt er elke seconde wel ergens iemand, maar ik krijg niet het idee dat dit leidt tot een globale New Look at Things. Dat komt dus omdat niet iedere val automatisch een  geniale inval produceert. Het is een zeldzaamheid dat je tijdens de boodschappen over je veter struikelt, tegen de vloer van de supermarkt  klapt en dan opeens de oplossing voor het smelten van de ijskap voor ogen krijgt. Dat kan ook niet anders: zou iedere struikeling leiden tot een geniale inval, dan zou de hel losbreken. En je bent pas geniaal als een enorme hoeveelheid anderen dat niet zijn.

 

Het is weer op tijd donker, de temperatuur buiten is op zoek naar zijn ondergrens en ik zit alleen thuis. Mijn zoon is hockeyen, mijn lief is naar een Singer-singwriter-tryout en ik kan dus genieten van de vreugde van de eenzaamheid. Momenteel behelst dat: vis eten (vrij pikant), Luciano Berio als luistervoer en niemand die begint te praten over werkomstandigheden of schoolproblemen. En voordat ik me straks ga verlustigen aan weer een bijzonder concert in muziekpaleis Paradox neem ik de tijd om me eens goed te ergeren aan de Staat waar Nederland in verkeert.

Zo hebben we de afgelopen weken ene Arno Rutte (VVD) horen zeggen dat degenen die zich tijdens een demonstratie druk maakten over het Nederlandse kunst- en cultuurbestel hun excuses moesten aanbieden aan ene Halbe Zijlstra, zelf-erkend nietsweter op het gebied van de Kunsten. En wel met hun pet in de hand, waarmee Arno duidelijk maakt dat hij kunstenaars en arbeiders door elkaar haalt (kunstenaars dragen flambards, baretten e.d., petten horen bij arbeiders en eerlijke werkers – ja Arno, die bestaan). Terwijl het duidelijk is dat de bevolkingsgroep in Nederland die het meeste te leren heeft van Kunst en Cultuur, juist zijn eigen partijleden zijn. Hij bevestigd dat door artikelen en onderzoeken aan te halen waarin het kopen van een Puzzelboekje bij de Bruna gezien wordt als een uiting van cultuur. Zo ook het bezoeken van familiefilms in de schoolvakanties. Jammer dat deze drol zijn partijleden een mogelijkheid wil ontnemen om een rijker kunst- en cultuurbesef te verwerven. Ze hebben het vaak erg hard nodig in deze barre tijden.

Dan bleek ook dat Pownews het leuk vindt om verborgen camera’s te gebruiken om hun droefgeestige berichtgeving door de beeldbuis te persen. In dit geval was het slachtoffer Onno Hoes, die hierna  zijn baan als burgemeester op zou zeggen. Volgens de Pownewzers is dat allemaal prima, zoals ze alles wat ze doen zelf prima vinden. Men acht het in die kringen volledig normaal om mensen door te zagen, lastig te vallen, blijven zaniken als het al lang duidelijk is dat de aangesprokene er geen boodschap aan heeft. U kent ze wel, opdringerige mannetjes met een microfoon die graag willen laten zien dat ze zich onbeschoft durven te gedragen en zich ver boven de “geïnterviewde” verheven voelen. Op het moment dat ze zelf vragen krijgen blijkt dat er opeens een andere norm heerst, want daar hoeven ze natuurlijk niet op in te gaan. Kortom, er wordt met meerdere maten gemeten, waarmee de club aangeeft dat zuiverheid van geest en mores ver te zoeken is.

Dan hebben we het UWV nog niet genoemd, dat mensen aanneemt die hun eigen inkomen drie keer terug moeten halen door zoveel mogelijk  en zo hoog mogelijke boetes uit te schrijven, een methode die in feite zegt: Jij krijgt een baantje, met een inkomen, en dan mag je nu mensen zonder baantje en een lager inkomen de grond in stampen. In vervlogen tijden waren er politiecommissarissen die agenten de opdracht gaven om minstens 10 bekeuring per dag uit te schrijven, zo niet volgde straf. En wij brave burgers maar denken dat we de Middeleeuwen achter ons hadden liggen. Een regering en een instantie die dit hun cliënten én hun medewerkers aandoen zou zich moeten schamen. Maar waarschijnlijk kennen ze het woord “Schaamte” niet eens – zie beide vorige alinea’s voor verdere voorbeelden hiervan.

En dan nu de afwas, dan nog een half uurtje Stick spelen en dan de hort op. Dank voor de aandacht, laat mijn gemopper uw dag niet verpesten, behalve als je Arno Rutte heet, bij Powned werkt of je menselijke waardigheid te grabbel gooit door bij het UWV boetes uit te schrijven.

 

Het zal menigeen ontgaan zijn, vandaar dat ik het even onder uw aandacht breng.

Dit is zo ongeveer de 55ste keer dat ik 29 oktober meemaak. Er zijn 29 oktobers geweest dat het sneeuwde (maar dat is lang geleden), er zijn 29 oktobers geweest dat je tot laat in de avond in een T-shirt buiten kon zitten (dat is minder lang geleden), maar vandaag is werkelijk de meest druilerige 29 oktober van de afgelopen 55 jaar.

File under: useless information

Ach, wat is het toch alweer lang geleden dat het herfst was – al bijna een jaar!!
Maar als ik zo door de ramen probeer te staren zie je de prachtige kleuren van neerstortende boomblaadjes, gutsende regen die voorlopig niet weg lijkt te trekken en een bewolkte lucht met fraaie grijstinten.
Ik geef toe dat alle seizoenen hun eigen schoonheid hebben, maar er gaat toch niets boven de huiselijke gezelligheid die je overvalt als je naar buiten kijkt, en aldaar kromgebogen tobbers door weer en wind ziet strompelen. Dan zet je nog een kopje thee, Mariakaakje erbij, helemaal prima.
Des avonds dan een glaasje warme wijn, dichtbundeltje, kachel aan, poezen op schoot – heerlijk. De ophaalbrug omhoog, de slotgracht goed vol, de router eruit getrokken; wat een mens als niet moet doen om een avond rust te veroveren. Maar nu gaat het lukken. Het voltallige aantal bewoners van ons huis is vanavond afwezig, eindelijk is de bank een keer van mij, strijkkwartetje op, TV uit, geen lieftallige schoonheid die haar zangoefeningen doet, geen rommelige puber die achter zijn Xbox zit te gillen, heerlijk. Ik voel me nu al knus.

Vanmiddag heb ik – voor de tweede keer alweer – een poging ondernomen om Facebook leuk te vinden. Er is me duidelijk gemaakt dat ik niet echt besta als ik geen Facebookaccount heb, en aangezien ik wel aan het leven hecht heb ik het maar weer eens geprobeerd.

Een jaar geleden heb ik een eerdere poging gedaan. Wat toen resulteerde in een gigantische stortvloed aan “minder interessante” meldingen, zoals boodschappenlijstjes voor etentjes waar ik niet voor genodigd was, de schoenmaat van echtgenoten, hoeveel luiers er door een bepaalde baby verbruikt werden per dag en een schier eindeloze reeks foto’s van achtertuinen/binnenplaatsen/kindergebitten/fietsbellen/dementerende ouderen/huisdieren/eierkokers en gaat u maar door. Pogingen hier enige structuur in te krijgen zijn indertijd mislukt, dus heb ik het account in het riool gegooid. Een hele opluchting.

Het zal dus duidelijk zijn dat Facebook niet tot mijn hobby’s behoort. Waarom dan toch weer beginnen? Het antwoord is zeer prozaïsch: het blijkt dat degenen die tegenwoordig artiesten boeken Facebook erg belangrijk vinden. Opgetekend uit de mond van een boeker in een zaaltje in het zuiden des lands: “Als iemand geen Facebook heeft, smijten we de demo sowieso meteen weg”. Nader onderzoek wees uit dat dit voor het merendeel van de zalen zo is. kortom, ik kan me suf promoten, steeds betere en aangrijpendere liedjes maken, me een slag in de rondte oefenen om fraai te spelen en te zingen, de concurrentie ver achter me te laten qua inhoud en diepgang, zonder Facebook is het een verloren strijd.

Dus heul ik maar weer met de duivel en probeer het leuk te vinden. sorry – te liken.

Helaas, helaas. Enkele weken geleden is goede vriend Frank gaan hemelen. Het was al een jaar duidelijk dat het niet meer tot veel toekomst zou leiden, dus je kunt lang wennen aan de gedachte dat hij er snel niet meer zal zijn, toch is het onverwacht en definitief. Behoorlijk van slag geraakt.

Frank was een bijzonder mens met bijzondere gewoontes. Iedereen verzamelt wel eens wat overbodigs, maar Frank was absoluut Olympisch kampioen in deze discipline. Een huis zó vol met, ja, met wat niet? Boeken, instrumenten, lege pakjes shag, wc-rollen, DVD’s (veel!!), zelfgebrande Cd’s (ontzettend veel!!), lege nasibakjes, een gigantische etspers midden in de woonkamer, glazen, lege pakjes vloei, kledij, etc. etc. De familie is er nog weken zoet mee, vrees ik.

Frank was een sociaal mens met een lichte neiging tot “kluizenarisme”. Ik heb jaren met hem gewoond, in bands gespeeld, urenlang gesproken over de schoonheid en de waanzin van het leven en de liefde, lege flessen geproduceerd, muziek beluisterd. En ondanks het feit dat dat leven en die liefde niet altijd vriendelijk waren voor hem, bleef hij de zonnige kant van het aardse tranendal zien. Het is een voorrecht om te mogen leven met iemand in de buurt die keer op keer duidelijk maakt dat er achter die wolken wel degelijk een zonnetje straalt.

Op zijn nadrukkelijk verzoek is de uitvaart een bijzonder feest geworden. In de kapel van het Jan van Besouwhuis te Goirle (een van de mooiste theaters in de Benelux) lag hij, gewikkeld in een lijkwade (geen kist: “Ik laat me nu niet kisten, en als ik dood ben al helemaal niet”). Er werd muziek gespeeld, herinnerd, gelachen, hij is onder luid getoeter richting crematorium gereden en daarna zijn de fusten en flessen opengegooid en is een groot deel van de aanwezigen redelijk beschonken richting huis gegaan. Een waardig afscheid van een heel bijzonder persoon.

Inmiddels is het Kopenhaags publiek op de hoogte van de verrichtingen van ondergetekende. Dat wil zeggen, een vrij beperkt deel van het Kopenhaags publiek: mijn eerste optreden bleek voor 7 bezoekers te zijn, waarvan een deel zelf ook op ging treden. Evengoed, café The Black Swan was enthousiast, toegiften, goed bier en een vriendelijke host (Kat Herlo) die ook nog eens actrice bleek te zijn.

Het tweede optreden was andere koek. Locatie “Tjilli Pop” is een soort jongerensoos zoals die in de jaren 80 in Nederland werden gevonden. Groengeverfde toiletten, volledig volgekalkt met anarchistische, politiek, idiote dan wel erotische graffiti, een publiek tussen de 15 en de 75 jaar, krakkemikkige houten banken en tafels, kerstverlichting, oude fauteuils en heel erg vol. Aandachtig publiek, dat tussen nummers door flink lawaai maakte, uitermate gezellige sfeer en een gevoel alsof je weer dertig jaar jonger bent (dat ben je niet, pas op!).

Wat er geleerd is tijdens deze trip: Kopenhagen is een prima stad, schoon, relaxed, mooi. De bewoners zijn dat ook, al is de omschrijving “mooi” nogal persoonlijk. Wat betreft muziek: blijkbaar werkt het wat anders als hier. In feite zijn er drie mogelijkheden: je bent bekend en speelt voor redelijke gages (voornamelijk voor de hand liggende popmuziek), je bent onbekend en speelt voor een glas bier op open podia, òf je speelt jazz maar dan moet je wel erg goed zijn wil je iets tussen een glas bier en een redelijke gage verdienen.

Zeer de moeite waard geweest. Men had duidelijk nog nimmer een Stick gezien, alom verbazing en verwondering. De enige die er wel wat van wist was de man op het vliegveld die mijn Stick als handbagage moest goedkeuren – het bleek een bassist die altijd al eens gehoopt had een Stick te zien/horen. Helaas, er stond een vliegtuig te wachten dus veel plezier heeft hij er niet van gehad. Ik heb hem een CD gegeven waar hij erg blij mee was (en die hij regelmatig draait, zo hebben wij gehoord).